Vanaf klas 1 (groep 3) werken onze leerlingen met het periodeonderwijs. Dit houdt in dat tijdens een schooldag een aantal weken achter elkaar de eerste twee ochtenduren één vak wordt gegeven. Bijvoorbeeld taal of rekenen. De juf of meester kan tijdens het periodeonderwijs de nieuwe vertelstof goed introduceren en opbouwen. Leerlingen kunnen op hun beurt intensief de inhoud opnemen en verwerken. In een ‘periodeschrift’ doen ze verslag van de lessen. Ze maken er tekeningen bij, bijpassende gedichten en soms een spreuk. Een periode wordt afgesloten met een proefwerk of in de toneelperiode met een toneelstuk. Klas 1 t/m 3 (groep 3 t/m 5) kennen de perioden taal, rekenen, heemkunde en toneel. Vanaf klas 4 (groep 6) komen daar aardrijkskunde bij, net als geschiedenis, meetkunde, natuurkunde, biologie, het werken in de schooltuintjes en verkeerslessen.